puberen
Nederlands
Woordafbreking
- pu·be·ren
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van puber [1]
Werkwoord
puberen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
puberen |
puberde |
gepuberd |
zwak -d | volledig |
- het opstandige gedrag van jongeren tegenover de gevestigde orde en andere verschijnselen die ontstaan door de hormonen
- 'Jongens krijgen van jongs af aan op hun donder. Maar door ze te remmen in hun beweging, krijgen ze een negatief zelfbeeld. Jongens trekken zich terug of worden boos. Ze willen ontsnappen aan de controle en als ze eenmaal gaan puberen barsten sommige jongens los. Dan gaan ze vechten, spijbelen of blowen.' [2]
- Mijn zoon van 12 was eind vorig schooljaar druk met de musical van groep 8 én met puberen. Dat puberen zorgde ervoor dat er niet zoveel meer gedeeld werd met me op het gebied van veranderingen en meisjes. En wat er met de musical zou gebeuren moest ook een verrassing blijven.[3]
Gangbaarheid
- Het woord puberen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'puberen' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- puberen op website: Etymologiebank.nl
- Volkskrant Joris Zwetsloot 25 juli 2017
- NRC 22 september 2014
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.