profeteerde
Nederlands
Woordafbreking
- pro·fe·teer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
profeteren |
profeteerde
- enkelvoud verleden tijd van profeteren
- Ik profeteerde.
- Jij profeteerde.
- Hij, zij, het profeteerde.
- Ik profeteerde.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.