prang

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • prang

Werkwoord

vervoeging van
prangen

prang

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van prangen
    • Ik prang. 
  2. gebiedende wijs van prangen
    • Prang! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van prangen
    • Prang je? 

Gangbaarheid

  • Het woord prang staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
73 %van de Nederlanders;
70 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.