pralen
Nederlands
Woordafbreking
- pra·len
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘pronken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1599 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
pralen |
praalde |
gepraald |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
pralen
- inergatief of op een andere manier laten schitteren, prachtig vertonen
Gangbaarheid
- Het woord pralen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'pralen' herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
85 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.