overrij

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • overĀ·rij

Werkwoord

vervoeging van
overrijden

overrij

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overrijden
    • ... dat ik overrij. 
vervoeging van
overrijden

overrij

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overrijden
    • Ik overrij. 
  2. gebiedende wijs van overrijden
    • Overrij! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overrijden
    • Overrij je? 
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.