opleg
Nederlands
Woordafbreking
- op·leg
Werkwoord
vervoeging van |
---|
opleggen |
opleg
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opleggen
- ... dat ik opleg.
Gangbaarheid
- Het woord opleg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'opleg' herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.