onverstoorbaar
Nederlands
Woordafbreking
- on·ver·stoor·baar
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van verstoorbaar met het voorvoegsel on-
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | onverstoorbaar | onverstoorbaarder | onverstoorbaarst |
verbogen | onverstoorbare | onverstoorbaardere | onverstoorbaarste |
partitief | onverstoorbaars | onverstoorbaarders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
onverstoorbaar
- zonder de aandacht te verliezen, moeilijk van zijn stuk te brengen
- Hij heeft een vrij onverstoorbare manier van doen.
Vertalingen
1. zonder de aandacht te verliezen, moeilijk van zijn stuk te brengen
Bijwoord
onverstoorbaar
- op onverstoorbare wijze
- Hij zat onverstoorbaar te lezen toen de kast omviel.
Gangbaarheid
- Het woord onverstoorbaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'onverstoorbaar' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.