onbevaren
Nederlands
Woordafbreking
- on·be·va·ren
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | onbevaren | onbevarener | onbevarenst |
verbogen | onbevarenste | ||
partitief | onbevarens | onbevareners | - |
Bijvoeglijk naamwoord
onbevaren [1]
- van een persoon dat deze niet vaart op een schip
- De opbloei van de Rotterdamse haven aan het eind van de negentiende eeuw leidde tot grotere verscheidenheid in de opleiding. Ook „onbevaren jongelui” waren nu welkom. De „Beginselen der Gezondheids- en Verbandleer” werden bijgebracht en ook „telegraphie zonder draad” kwam in het lespakket. [2]
- van een water dat er geen schepen op varen
Synoniemen
- [2] onbevaarbaar
Uitdrukkingen en gezegden
- met onbevaren volk is het slecht zeilen
met onervaren mensen kun je moeilijk samenwerken
Gangbaarheid
- Het woord onbevaren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'onbevaren' herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Reformatorisch Dagblad L. Vogelaar 16-12-2008 Schoolzaal boven de afgrond
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.