omtrokken

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  omtrokken    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɔmˈtrɔkə(n)/
Woordafbreking
  • om·trok·ken
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
omtrekken

omtrokken

  1. meervoud verleden tijd van omtrekken
    • Wij omtrokken. 
    • Jullie omtrokken. 
    • Zij omtrokken. 
  2. voltooid deelwoord van omtrekken
vervoeging van
omtrekken

omtrokken

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van omtrekken
    • ...dat wij omtrokken. 
    • ...dat jullie omtrokken. 
    • ...dat zij omtrokken. 
  2. voltooid deelwoord van omtrekken
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.