omlegt

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • omĀ·legt

Werkwoord

vervoeging van
omleggen

omlegt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omleggen
    • Jij omlegt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omleggen
    • Hij omlegt. 
  3. verouderde gebiedende wijs meervoud van omleggen
    • Omlegt! 
Verwante begrippen
vervoeging van
omleggen

omlegt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omleggen
    • ... dat jij omlegt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omleggen
    • ... dat hij omlegt. 
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.