omdoen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • om·doen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

omdoen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
omdoen
deed om
omgedaan
onregelmatig volledig
  1. van kledingstukken en sieraden dat ze een lichaamsdeel geheel omsluiten
    • Hij deed een das om voordat hij de deur uitging. 
    • Hij deed de trouwring om de vinger van zijn vrouw. 

Gangbaarheid

  • Het woord omdoen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.