multipel
Nederlands
Woordafbreking
- mul·ti·pel
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘veelvoudig’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1895 [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | multipel | multipeler | multipelst |
verbogen | multipele | multipelere | multipelste |
partitief | multipels | multipelers | - |
Gangbaarheid
- Het woord multipel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'multipel' herkend door:
51 % | van de Nederlanders; |
69 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.