mishandel
Nederlands
Woordafbreking
- mis·han·del
Werkwoord
vervoeging van |
---|
mishandelen |
mishandel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van mishandelen
- Ik mishandel.
- gebiedende wijs van mishandelen
- Mishandel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van mishandelen
- Mishandel je?
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.