mijmer

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mijĀ·mer

Werkwoord

vervoeging van
mijmeren

mijmer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van mijmeren
    • Ik mijmer. 
  2. gebiedende wijs van mijmeren
    • Mijmer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van mijmeren
    • Mijmer je? 
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.