macereerde

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ma·ce·reer·de

Werkwoord

vervoeging van
macereren

macereerde

  1. enkelvoud verleden tijd van macereren
    • Ik macereerde. 
    • Jij macereerde. 
    • Hij, zij, het macereerde. 
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.