loens

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • loens
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘een beetje scheel’ voor het eerst aangetroffen in 1724 [1]
  • [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen loensloenserloenst
verbogen loenseloensereloenste
partitief loensloensers-

Bijvoeglijk naamwoord

loens [3] [4]

  1. een beetje scheel
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vervoeging van
loensen

loens

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van loensen
    • Ik loens. 
  2. gebiedende wijs van loensen
    • Loens! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van loensen
    • Loens je? 

Gangbaarheid

  • Het woord loens staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
89 %van de Nederlanders;
72 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.