krioelen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  krioelen    (hulp, bestand)
  • IPA: /kriˈjulə(n)/
Woordafbreking
  • kri·oe·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
krioelen
krioelde
gekrioeld
zwak -d volledig

Werkwoord

krioelen

  1. in grote aantallen willekeurig door elkaar heen bewegen
    • (…) de talrijke wandelaars krioelen in hun bonte kledij dooreen en overal is gezang, gedans, gejuich. [4]
  1. vol zijn, druk zijn
    • De straten krioelen hier van de toeristen. 
    • Het krioelde hier van de mieren. 

Gangbaarheid

  • Het woord krioelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.