kokker
Nederlands
Woordafbreking
- kok·ker
Werkwoord
vervoeging van |
---|
kokkeren |
kokker
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kokkeren
- Ik kokker.
- gebiedende wijs van kokkeren
- Kokker!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kokkeren
- Kokker je?
Gangbaarheid
- Het woord kokker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kokker' herkend door:
37 % | van de Nederlanders; |
32 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.