knok
Nederlands
Woordafbreking
- knok
Werkwoord
vervoeging van |
---|
knokken |
knok
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van knokken
- Ik knok.
- gebiedende wijs van knokken
- Knok!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van knokken
- Knok je?
Gangbaarheid
- Het woord knok staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'knok' herkend door:
74 % | van de Nederlanders; |
69 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.