knakken

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • knak·ken
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘met een knak breken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1599 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
knakken
knakte
geknakt
zwak -t volledig

Werkwoord

knakken

  1. breken waarbij de uiteinden nog aan elkaar vast blijven
    • De takjes knakken onder de zware schoenen van de wandelaar. 
  1. je plotseling machteloos voelen
    • Toen hij hoorde dat zijn kind was overleden knakte er iets in hem. 
  1. je vingers laten knakken

Zelfstandig naamwoord

knakken mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord knak

Gangbaarheid

  • Het woord knakken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.