knabbelen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • knab·be·len
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘kort op iets bijten’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1562 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
knabbelen
knabbelde
geknabbeld
zwak -d volledig

Werkwoord

knabbelen

  1. inergatief ~ aan, ~ op met de tanden stukjes ergens van afbijten
    • Het konijn knabbelde aan het worteltje. 

Gangbaarheid

  • Het woord knabbelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.