knabbelen
Nederlands
Woordafbreking
- knab·be·len
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘kort op iets bijten’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1562 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
knabbelen |
knabbelde |
geknabbeld |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
knabbelen
- inergatief ~ aan, ~ op met de tanden stukjes ergens van afbijten
- Het konijn knabbelde aan het worteltje.
Gangbaarheid
- Het woord knabbelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'knabbelen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.