klaploopt

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  klaploopt    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈklɑplopt/
Woordafbreking
  • klap·loopt
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
klaplopen

klaploopt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van klaplopen
    • Jij klaploopt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van klaplopen
    • Hij klaploopt. 
  3. verouderde gebiedende wijs meervoud van klaplopen
    • Klaploopt! 
    • Hij klaploopt op twee bejaarde en rijke familieleden die beiden verliefd zijn geweest op het jongetje dat hij ooit was: tante Sophie, femme fatale op leeftijd en de oude Theo Kievoet, gepensioneerd toneelcriticus. [1]

Gangbaarheid

  • Het woord klaploopt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.