klaploopt
Nederlands
Woordafbreking
- klap·loopt
Woordherkomst en -opbouw
- klaploop ww met de uitgang -t
Werkwoord
vervoeging van |
---|
klaplopen |
klaploopt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van klaplopen
- Jij klaploopt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van klaplopen
- Hij klaploopt.
- verouderde gebiedende wijs meervoud van klaplopen
- Klaploopt!
- Hij klaploopt op twee bejaarde en rijke familieleden die beiden verliefd zijn geweest op het jongetje dat hij ooit was: tante Sophie, femme fatale op leeftijd en de oude Theo Kievoet, gepensioneerd toneelcriticus. [1]
Gangbaarheid
- Het woord klaploopt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- Vervoort, H. "Spelen met de lezer" in: NRC Handelsblad jrg. 16 nr. 293 (12 september 1986); p. 23 (CS 7) kol. 6; geraadpleegd 2018-10-18
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.