kazakje

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kazakje    (hulp, bestand)
  • IPA: /kaˈzɑkjə/
Woordafbreking
  • ka·zak·je
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

kazakje o

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord kazak
    • Niet nodig het zondagspakje aan te trekken, hoor. De Meester wil gaarne Pia zien zoals zij hier rondloopt, met haar rood kazakje, blootvoets, en zonder broek, maar ge moogt ze wel een veeg geven van de spons, niet waar? [1]

Gangbaarheid

  • Het woord 'kazakje' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.