kalander
Nederlands
Woordafbreking
- ka·lan·der
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘mangel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1622 [1]
Werkwoord
vervoeging van |
---|
kalanderen |
kalander
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kalanderen
- Ik kalander.
- gebiedende wijs van kalanderen
- Kalander!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kalanderen
- Kalander je?
Gangbaarheid
- Het woord kalander staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kalander' herkend door:
22 % | van de Nederlanders; |
29 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.