kaaidraaiers

Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
  • kaai·draai·ers
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

kaaidraaiers mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord kaaidraaier
    • Terstond kwamen nu ook van de kust ettelijke ‘kaaidraaiers’ met veel ijver op ons schip toeroeien. Dit zijn lange booten, met drie tot vier Maleiers bemand, beladen met kokosnoten, ananas, bananen, eieren, hoenders enz., - artikelen, welke de slimme inboorlingen aan passagiers en volk der voorbijvarende schepen ontzettend duur verkoopen en die altijd gretigen aftrek vinden. [1]

Gangbaarheid
  • Het woord 'kaaidraaiers' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen
  1. Goeverneur, J.J.A. & G. van Sandwijk Nederlandsch Indië, of De bewoners dezer streken, geschetst in tafereelen uit hun dagelijksch leven, zeden en gebruiken. (1870) D. Noothoven van Goor, Leiden; p. 6; geraadpleegd 2019-01-09
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.