juveniel
Nederlands
Woordafbreking
- ju·ve·niel
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘jeugdig’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1952 [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | juveniel | juvenieler | juvenielst |
verbogen | juveniele | juvenielere | juvenielste |
partitief | juveniels | juvenielers | - |
Gangbaarheid
- Het woord juveniel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'juveniel' herkend door:
74 % | van de Nederlanders; |
70 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.