invordert
Nederlands
Woordafbreking
- in·vor·dert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
invorderen |
invordert
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van invorderen
- ... dat jij invordert.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van invorderen
- ... dat hij invordert.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.