interceda

Spaans

Werkwoord

vervoeging van
interceder

interceda

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van interceder
  1. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van interceder
  1. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van interceder
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.