immers
Nederlands
Woordafbreking
- im·mers
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘bijwoord van modaliteit: toch’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1530 [1]
Bijwoord
immers
- een logisch verband aangevend met iets dat eerder gezegd is, meestal in een vraag
- Nee, hij is al naar huis, hij werd immers gevraagd thuis te komen.
Gangbaarheid
- Het woord immers staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'immers' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.