haagde

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • haag·de

Werkwoord

vervoeging van
hagen

haagde

  1. enkelvoud verleden tijd van hagen
    • Ik haagde. 
    • Jij haagde. 
    • Hij, zij, het haagde. 
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.