gluipen
Nederlands
Woordafbreking
- glui·pen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
gluipen |
gluipte |
gegluipt |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
gluipen
- inergatief vals zijn en/of huichelachtig kijken
- Uit 't dorre rimpelbakkes gluipten z'n felle oogen naar den dokter terwijl hij met bevende handen den vuilen, blauwen hoofddoek rechtschikte.[3]
Gangbaarheid
- Het woord gluipen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'gluipen' herkend door:
77 % | van de Nederlanders; |
70 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "gluipen" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- etymologiebank.nl
- Uit 't gevaar Carry van Bruggen Groot Nederlands deel 2 1908
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.