gijzelaren

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gij·ze·la·ren

Zelfstandig naamwoord

gijzelaren mv

  1. (verouderd) gijzelaars, minder gebruikelijk en verouderd meervoud van gijzelaar
    • Men werd het spoedig eens over de bedingen van den vrede, en gaf elkander wederkeerig gijzelaren. [1]
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord 'gijzelaren' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.