gijpen
Nederlands
Woordafbreking
- gij·pen
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘voor de wind overstag gaan’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1618 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
gijpen |
gijpte |
gegijpt |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
gijpen
- inergatief (scheepvaart) met de wind mee door de wind gaan
- Er moest gegijpt worden en dat vereiste enige oplettendheid, omdat zeil met een grote klap over hun hoofden zwaaide.
- ergatief (scheepvaart) plotseling van stand veranderen van de zeilen wanneer met met de wind mee door de wind gaat
- Het zeil was plotseling gegijpt en had hem een flinke klap toegebracht.
Gangbaarheid
- Het woord gijpen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'gijpen' herkend door:
73 % | van de Nederlanders; |
38 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.