giebelen
Nederlands
Woordafbreking
- gie·be·len
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
giebelen [3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
giebelen |
giebelde |
gegiebeld |
zwak -d | volledig |
- een beetje geheimzinnig en verholen lachen door kinderen en jonge meisjes
- Meisjes van zestien. Hoe ze gesprekken voeren die, dan weer melig, dan weer menens, alle kanten op meanderen. En hoe ze tijdens al dat praten en giebelen volcontinu aan elkaar zitten te frutten. Ik heb er zelf dan wel geen, maar tot mijn vreugde trekt mijn oudste zoon zulke heerlijke wezens aan zoals een glas limonade op de tuintafel dat doet met wespen.[4]
- ' We moeten een bijeenkomst houden. Niet voor de lol. Niet om te lachen en van de boomstronk af te vallen' - het groepje ukkies op de wiebelstam giebelde en wisselde onderling blikken uit - 'niet om moppen te vertellen of om' - hij tilde de tritonshoorn op in een poging het dwingende woord te vinden - 'bijdehand te doen. Niet vanwege dat soort dingen. Maar om onze zaken op orde te krijgen.' [5]
Gangbaarheid
- Het woord giebelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'giebelen' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
50 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "giebelen" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- giebelen op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- NRC Janneke Vreugdenhil 1 april 2017
- William Golding De heer der vliegen vertaald door Harm Damsma en Niek Miedema 2011 pagina 91
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.