geïnfecteerd
Nederlands
Woordafbreking
- ge·in·fec·teerd
Woordherkomst en -opbouw
- vervoeging van infecteren: de stam met omvoegsel ge- -d
Werkwoord
vervoeging van |
---|
infecteren |
geïnfecteerd
- voltooid deelwoord van infecteren
stellend | |
---|---|
onverbogen | geïnfecteerd |
verbogen | geïnfecteerde |
partitief | geïnfecteerds |
Bijvoeglijk naamwoord
geïnfecteerd
- met microorganismen besmet
- De met ebola geïnfecteerde patiënt moest geïsoleerd verpleegd worden.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.