fruiten

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • frui·ten
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘bruin braden’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1477 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
fruiten
fruitte
gefruit
zwak -t volledig

Werkwoord

fruiten

  1. overgankelijk, (kookkunst) lichtbruin bakken van met name ui of groente
    • Nadat je de ui in kleine stukjes hebt gesneden moet je de uisnippers fruiten. 

Gangbaarheid

  • Het woord fruiten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
91 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.