fruiten
Nederlands
Woordafbreking
- frui·ten
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘bruin braden’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1477 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
fruiten |
fruitte |
gefruit |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
fruiten
- overgankelijk, (kookkunst) lichtbruin bakken van met name ui of groente
- Nadat je de ui in kleine stukjes hebt gesneden moet je de uisnippers fruiten.
Gangbaarheid
- Het woord fruiten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'fruiten' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.