fluitend

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • flui·tend

Werkwoord

vervoeging van
fluiten

fluitend

  1. onvoltooid deelwoord van fluiten


stellendvergrotendovertreffend
onverbogen fluitendfluitenderfluitendst
verbogen fluitendefluitenderefluitendste
partitief fluitendsfluitenders-

Bijvoeglijk naamwoord

fluitend

  1. van een geluid dat het lijkt op het geluid van een fluit
    • Een paar minuten later rent Albert licht gebogen, zijn hoofd tussen zijn schouders, met logge passen door een landschap als het einde van de wereld, verdwenen onder de granaten en fluitende kogels, terwijl hij zijn wapen krachtig tegen zich aan drukt. [1] 
  1. (figuurlijk) zo gemakkelijk dat je vrolijk kunt blijven
    • Ze hadden allebei niet de snelheidsduivel moeten uithangen, maar Denise wordt daar wel veel harder voor gestraft. Oscar kan de boete fluitend ophoesten, terwijl Denise er flink door in de financiële sores kan komen. [2] 
    • En dan, na een lange dag pauzeren, weddenschappen afsluiten, dansen, mediteren, huilen, slapen en reflecteren, is het tijd om fluitend naar huis te gaan. Helemaal vrij, want je hebt zowaar nog goed gewerkt ook. [3] 

Gangbaarheid

  • Het woord fluitend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Lemaitre, Pierre "Tot ziens daarboven" 2014 ISBN 9789401601931 pagina 18
  2. Tubantia Irene van den Berg 17-01-19 ‘Rijken worden minder geraakt door een boete’
  3. NRC Ykje Vriesinga 29 augustus 2018 10 tips om fluitend naar kantoor te gaan
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.