flossen
{{zie-ook|Flossen]]
Nederlands
Woordafbreking
- flos·sen
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘gebit met een draadje reinigen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1984 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
flossen |
floste |
geflost |
zwak -t | volledig |
Gangbaarheid
- Het woord flossen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'flossen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Noors
Woordafbreking
- flos·sen
Zelfstandig naamwoord
flossen, o
- bepaalde vorm nominatief enkelvoud van floss
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.