flossen

{{zie-ook|Flossen]]

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • flos·sen
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘gebit met een draadje reinigen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1984 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
flossen
floste
geflost
zwak -t volledig

Werkwoord

flossen

  1. inergatief de ruimte tussen twee tanden reinigen met flosdraad
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord flossen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Noors

Woordafbreking
  • flos·sen

Zelfstandig naamwoord

flossen, o

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van floss
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.