flexibiliseer
Nederlands
Woordafbreking
- flexi·bi·li·seer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
flexibiliseren |
flexibiliseer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van flexibiliseren
- Ik flexibiliseer.
- gebiedende wijs van flexibiliseren
- Flexibiliseer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van flexibiliseren
- Flexibiliseer je?
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.