engagement

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • en·ga·ge·ment
enkelvoud meervoud
naamwoord engagement engagementen
verkleinwoord engagementje engagementjes

Zelfstandig naamwoord

engagement o [1]

  1. het belang hechten aan een maatschappelijke kwestie, verbintenis
    • Tot nu ging het [in het buitenlands beleid] om positive-sum-engagements, samenwerken om grotere veiligheid en welvaart te bereiken voor Amerika én voor andere landen.”[2] 

Gangbaarheid

  • Het woord engagement staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
93 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Michel Kerres 10 november 2016
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.