echten
Nederlands
Woordafbreking
- ech·ten
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
echten |
echtte |
geëcht |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
echten
- (verouderd) in het huwelijk treden
- overgankelijk de legitimiteit van een kind bij de trouwerij erkennen
- Van de dertig echtparen die een religieus gemengd huwelijk sloten, waren er vier die op de trouwdag een kind echtten en zeven waarvan de vrouw toen zwanger was; [...][1]
Gangbaarheid
- Het woord echten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'echten' herkend door:
78 % | van de Nederlanders; |
48 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- blz 164 Leven in Maasland
D.J. Noordam. 1987
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.