dobberen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dob·be·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘drijven’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1627 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
dobberen
dobberde
gedobberd
zwak -d volledig

Werkwoord

dobberen

  1. inergatief stuurloos op de golven op en neer bewegen
    • Hij heeft enige uren gedobberd voor er hulp kwam. 
  1. ergatief stuurloos op de golven bewegend ergens geraken
    • Hij was na verloop van tijd naar de kant gedobberd. 

Gangbaarheid

  • Het woord dobberen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.