dobberen
Nederlands
Woordafbreking
- dob·be·ren
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘drijven’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1627 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
dobberen |
dobberde |
gedobberd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
dobberen
- inergatief stuurloos op de golven op en neer bewegen
- Hij heeft enige uren gedobberd voor er hulp kwam.
- ergatief stuurloos op de golven bewegend ergens geraken
- Hij was na verloop van tijd naar de kant gedobberd.
Gangbaarheid
- Het woord dobberen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'dobberen' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.