diggelen
Nederlands
Woordafbreking
- dig·ge·len
Zelfstandig naamwoord
diggelen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord diggel
- aan ~ : in stukken gebroken, kapot
- De ruit ligt aan diggelen.
- Hij heeft zelf zijn reputatie aan diggelen gegooid.
Gangbaarheid
- Het woord 'diggelen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'diggelen' herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.