diggelen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dig·ge·len

Zelfstandig naamwoord

diggelen mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord diggel
  2. aan ~ : in stukken gebroken, kapot
    • De ruit ligt aan diggelen. 
    • Hij heeft zelf zijn reputatie aan diggelen gegooid. 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord 'diggelen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
94 %van de Nederlanders;
92 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.