differentieert

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dif·fe·ren·ti·eert

Werkwoord

vervoeging van
differentiëren

differentieert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van differentiëren
    • Jij differentieert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van differentiëren
    • Hij differentieert. 
  3. verouderde gebiedende wijs meervoud van differentiëren
    • Differentieert! 
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.