differentieert
Nederlands
Woordafbreking
- dif·fe·ren·ti·eert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
differentiëren |
differentieert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van differentiëren
- Jij differentieert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van differentiëren
- Hij differentieert.
- verouderde gebiedende wijs meervoud van differentiëren
- Differentieert!
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.