deren
Nederlands
Woordafbreking
- de·ren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
deren |
deerde |
gedeerd |
zwak -d | volledig |
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
deernis |
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘schade doen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1100 [1]
Werkwoord
deren
- overgankelijk schade doen, gewond raken, pijn krijgen
- Niets scheen hem te kunnen deren.
- Niemand werd gedeerd.
Gangbaarheid
- Het woord deren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'deren' herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.