demarreerde
Nederlands
Woordafbreking
- de·mar·reer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
demarreren |
demarreerde
- enkelvoud verleden tijd van demarreren
- Ik demarreerde.
- Jij demarreerde.
- Hij, zij, het demarreerde.
- Ik demarreerde.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.