contraheer
Nederlands
Woordafbreking
- con·tra·heer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
contraheren |
contraheer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van contraheren
- Ik contraheer.
- gebiedende wijs van contraheren
- Contraheer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van contraheren
- Contraheer je?
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.