cicatrice
Spaans
Werkwoord
vervoeging van |
---|
cicatrizar |
cicatrice
- aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van cicatrizar
- aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van cicatrizar
- gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van cicatrizar
vervoeging van |
---|
cicatrizarse |
cicatrice
- aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van cicatrizarse
- aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van cicatrizarse
- gebiedende wijs (ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van cicatrizarse
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.