cicatrice

Spaans

Werkwoord

vervoeging van
cicatrizar

cicatrice

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van cicatrizar
  1. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van cicatrizar
  1. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van cicatrizar
vervoeging van
cicatrizarse

cicatrice

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van cicatrizarse
  1. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van cicatrizarse
  1. gebiedende wijs (ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van cicatrizarse
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.