chromeer

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • chro·meer

Werkwoord

vervoeging van
chromeren

chromeer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van chromeren
    • Ik chromeer. 
  2. gebiedende wijs van chromeren
    • Chromeer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van chromeren
    • Chromeer je? 
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.