centra

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cen·tra

Zelfstandig naamwoord

centra mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord centrum
Hyponiemen
  • infocentra
  • inloopcentra
  • jeugdcentra
  • kankercentra
  • kenniscentra
  • kindercentra
  • koopcentra
  • kraamcentra
  • kringloopcentra
  • kunstcentra
  • kunstencentra
  • kuurcentra
  • leercentra
  • machtscentra
  • martelcentra
  • muziekcentra
  • natuurcentra
  • oefencentra
  • omroepcentra
  • onderwijsadviescentra

Gangbaarheid

  • Het woord centra staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Frans

Werkwoord

vervoeging van
centrer

centra

  1. derde persoon enkelvoud verleden tijd (passé simple) van centrer

Spaans

Werkwoord

vervoeging van
centrar

centra

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van centrar
  1. gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van centrar
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.